Koffie, woestijn en Tejo
- Larissa en Dennis
- 14 dec 2018
- 7 minuten om te lezen

En toen waren we ineens weer met z’n tweeën. Na de Galapagos vlogen Ilona en Richelle weer naar Nederland en vertrokken wij naar ons laatste land in Zuid-Amerika: Colombia. Om vanuit Ecuador in Colombia te komen is alleen nog best een uitdaging, vluchten zijn namelijk niet te betalen en bussen gaan tot de grens, maar niet over de grens. Eerst moesten wij terug naar Quito vanwaar je de bus naar de grens kan pakken. Omdat we pas s’middags kunnen vertrekken komen we uiteindelijk om 3 uur s'nachts in Quito aan, we zijn dan ook helemaal kapot. Toch moeten we de volgende dag vroeg op om uiteindelijk in San Agustin uit te komen onze eerste bestemming in Colombia. We pakken in de ochtend de bus tot dichtbij de grens, waarna we met een taxi naar de grens worden gebracht. Dit is een groot gekkenhuis door de vele Venezuelanen die de grenzen van Colombia gebruiken om weg te vluchten uit hun land en ergens anders in Zuid-Amerika een bestaan op te bouwen. Als we aankomen mogen we gelukkig in een apparte rij voor toersiten gaan staan. Dit gaf wel een heel gek gevoel aangezien alle rijke toeristen daardoor voorrang kregen boven de mensen uit Venezuela die verder niks hebben. Nadat we de grens over zijn gelopen en onze stempel weer hebben verdiend moeten we weer in de taxi die ons naar het busstation brengt waar we een bus naar San Agustin kunnen pakken. Tenminste dat dachten we. Het busvervoer in Colombia is nog niet echt ontwikkeld en de wegen zijn nog slechter dan veel andere Zuid Amerikaanse landen. Hierdoor duurt zelfs een korte busrit een eeuwigheid. Er gaan dan ook geen bussen naar San Agustin. Daarvoor moet je eerst langs Popayan. We kunnen de bus pakken waarmee we opnieuw ergens midden in de nacht aankomen in Popayan. We besluiten dit toch te doen aangezien we anders een dag later pas weer verder kunnen. Als we uiteindelijk in ons hostel in Popayan liggen kost het ook geen enkele moeite om in slaap te vallen.
Als we de volgende dag wakker worden zijn we blij verrast. Doordat we naar Popayan moesten reizen hadden we besloten hier maar een dag te blijven hangen om deze stad te verkennen. Dit was duidelijk een goede keuze want Popayan is een hele leuke stad waar het grotendeel van de huizen helemaal wit zijn, het wordt dan ook wel ‘de witte stad’ genoemd. In de city tour leren we dat alleen de hoeken van de straten niet wit zijn geschilderd. Hier was vroeger een plaag waarin een soort vlooien in menselijke huid gingen wat voor onwijs veel jeuk in de handen en voeten zorgden. Hierdoor wilden mensen bakstenen zodat handen en voeten hieraan konden worden geschuurd. Verder leren we dat Popayan bekend staat om zijn lekkere en unieke eten. Uit deze stad komen veel gerechten en hapjes die je nergens anders in de wereld vind. In Mora Castilla kan je allemaal van deze hapjes en drankje proberen. Vooral de Salpicón Payanés valt erg goed in de smaak. Een soort ijsdrankje gemaakt van zwarte bessen, lulo en guabana. De laaste twee vruchten zijn echt Colombiaans, waarvan lulo echt onwijs lekker is. Kortom we hebben totaal geen spijt dat we een dag in deze mooie stad hebben doorgebracht, maar dan is het eindelijk tijd om naar San Agustin te gaan.
San Agustin is een klein dorpje dat bekend staat om de bijzondere grafstenen van de oorspronkelijke bewoners. Veel van deze grafstenen zijn de afgelopen decenia opgegraven en zijn nu te bewonderen door het hele gebied rond dit stadje. Nu denk je natuurlijk, wat is er dan zo bijzonder aan deze grafstenen? De oorspronkelijke bewoners van dit gebied maakte net als de Hunnen in Nederland een soort Hunnebed waarin ze belangrijke personen begroeven. Voor het Hunnebed werd alleen altijd een grafsteen neergezet in de vorm van een dier of een mens of combinatie van die twee. Deze grafstenen werden helemaal met de hand uitgehouwen en dit kon soms wel twee jaar duren en was onwijs veel werk. Onderzoekers denken dat deze stenen werden gemaakt om het graf te bewaken en dat de stenen iets zeiden over persoon die begraven lag. Verder is er niet veel bekend waarom de oorspronkelijke inwoners van dit gebied dat deden. Wel zijn het vaak hele mooie bijzonder gemaakte stenen die er soms bijna grappig uitzien door het soort figuur dat uit de steen is gehouwen. Hiervoor komen dan ook veel toeristen naar San Agustin. Je kan met de auto naar de twee grootste begraafplaatsen, waar veel van deze beelden te zien zijn. Verder is het mooi om een paard te huren en op deze manier de verschillende begraafplekken te ontdekken en tegelijk te genieten van de onwijs mooie omgeving in dit gebied. We besluiten dan ook beide te doen. Vooral het paardrijden was echt onwijs leuk. De paarden zijn goed getraind en mogen zelfs galoperen. Het is best wel spannend, als je nog nooit op een paard hebt gezeten. Tot slot zaten we in een onwijs leuk hostel San Agustin wat ons verblijf daar nog beter maakte. We sliepen in het Terracota Hostel. Dit is een super klein hostel waar maar 8 slaapplaatsen zijn. De eigenaar houd erg van gezelschap en heeft daardoor zijn huis omgebouwd tot een klein hostel. Daarnaast kookt hij elke dag voor zijn gasten en helpt hij met wat je ook maar nodig hebt. Onwijs leuk om te zien dat iemand zo enthousiast is over zijn eigen hostel.
In San Agustin hebben wij wat mensen leren kennen die ons vertelde dat we de Tatacoa Desert echt niet mochten missen. We hadden er nog nooit van gehoord, maar aangezien er nog tijd was besloten we toch maar even een kijkje te nemen in deze woestijn. Je kan voor nog geen 3 euro in een hangmat onder de sterrenhemel slapen, wat natuurlijk sowieso iets leuks is om te doen. Verder bestaat de woestijn uit een grijze woestijn en een rode woestijn. De grijze woestijn is niet meer dan een grijze vlakte, maar de rode woestijn is echt onwijs gaaf om te bezoeken. Door de erosie over de jaren heen zijn in deze woestijn hele mooie rotsformaties ontstaan gemaakt uit een soort rode steen. Wat ons betreft de mooiste woestijn van Zuid-Amerika.
Na een dagje in Tatacoa te hebben rondgekeken pakte we de bus naar de hoofdstad van Colombia: Bogota. Dit is een mega stad met meer dan 8 miljoen inwoners. Om de stad te verkennen is het dan ook het beste om een fietstour te doen waarmee je met een gids door verschillende wijken fietst. Zo zie je heel snel het verschil tussen de arme en de rijke delen en leer je van alles kennen over de colombiaanse geschiedenis. Ook is er veel street art, zijn er mooie kleurrijke fruitmarkten en kan je op verschillende plekken heerlijke koffie drinken. Het hoogtepunt van onze tour was echter het spelen van Tejo. Dit is een typische Colombiaanse kroegensport waarbij veel bier wordt gedronken. Twee teams staan tegenover elkaar met voor hun een soort bord vol met klei. In deze klei zit een ijzeren ring waarop papieren driehoekje zitten vastgeplakt met daarin buskruit. Het doel is om de buskruit te laten ontploffen, het team dat dit het vaakst lukt wint het spel. Je laat het buskruit ontploffen door een soort ijzeren schuif er tegen aan te gooien. Dit klinkt misschien simpel, maar dat is het zeker niet. Om de buskruit tot ontploffing te laten komen moet de buskruit namelijk precies geraakt worden zodat hij klem komt te zitten tussen de ijzeren ring en de ijzeren schijf. Als we het spel beginnen hebben we dan ook geen idee hoe dit moet en als ik bij mijn eerste worp meteen een driehoekje raak wil ik al juichen. De gids vertelt ons alleen dat hij geen explosie hoorde, geen punt. Als na 100x oefenen de ijzeren schijf precies goed tegen de buskruit aanvliegt schrikken we ons dan ook kapot. Dit zijn geen kleine knallen als een rotje, maar deze knal kan je rustig vergelijken met een vlinderbom. Weer eens wat anders dan een potje darten of biljarten in de kroeg.
Tot slot is er een super mooi goud museum in Bogota. Goud was altijd een groot ding in Amerika aangezien een groot deel van het goud in de wereld in Zuid-Amerika is gevonden. Zelfs de oorspronkelijke inwoners maakten al voorwerpen voor goud, ook al had goud voor hun geen waarde, buiten dat ze het mooi vonden glinsteren. Het goudmuseum laat al deze gouden voorwerpen zien die de oorspronkelijke inwoners maakten, van dodenmaskers tot poppetjes, tot neusringen en oorbellen.
Omdat we toch niet echt fan zijn van grote Zuid-Amerikaanse steden vertrekken we na één dag alweer uit Bogota en gaan we naar Salento. Dit is het koffiegebied van Colombia. Echt iets waar ik onwijs naar heb uitgekeken omdat ik gek ben op koffie. Larissa daarintegen totaal niet. Ik heb het geprobeerd, maar ze lust nog steeds geen slok koffie… Daarnaast is de omgeving hier bizar mooi met groene heuvels en valleien rond een stadje vol gekleurde huizen. Aangezien dit een van de grootste koffiegebieden is in Colombia zijn er veel touren die je kan doen, maar na lang zoeken besluiten we naar Don Eduardo te gaan. Dit is een boer uit Engeland die een biologische koffieboerderij is gestart en met veel enthousiasme alles over koffie kan vertellen in goed Engels. Vooral dat laatste is wel heel erg fijn. Verder kan je bij deze boerderij je eigen bonen roosteren en het hele koffieproces volgen. We hebben dan ook totaal geen spijt van onze keuze en hebben een fantastische dag waarin we zoveel leren. Ondanks dat ik veel koffie drink kwam ik erachter hoe weinig ik eigenlijk wist over koffie. Zo leerden we veel over de verschillende soorten bonen die in Colombia groeien. Als je in Nederland koffie koopt dan is dat bijna altijd een mix van allemaal verschillende soorten bonen, omdat het na het plukken onmogelijk is om een verschil te zien tussen de verschillende bonen. Ze leveren dus allemaal hetzelfde geld op en daardoor kiezen de meeste boeren voor de boonsoorten die het snelst groeien en het makkelijkst te onderhouden zijn. Erg jammer want in deze farm leren we echt dat de boon zoveel verschil maakt. Ze hebben hier de Typica en de Bourbon boon en ze plukken deze gescheiden van elkaar. Wij besluiten koffie te maken met de Bourbon boon en zonder twijfel was dat de beste kop koffie die ik ooit gedronken heb. Ook was het onwijs leuk en leerzaam om zelf de koffie te roasten.
Naast de koffieboerderijen kan je in Salento ook de Cocora Valley bezoeken. Dit is een vallei met de hoogste palmbomen ter wereld. De waxpalmen die hier groeien kunnen wel 60 meter hoog worden. Je kan je echt niet voorstellen dat palmbomen zo hoog kunnen worden. Je voelt je net een dwerg als je naast zo een palm staat. Er is een mooie hike in de cocora valley die je door de hele vallei leidt waar je honderden van deze reuzen kan zien. Ook kan je natuurlijk op de foto met deze palmen, al verander je wel in een stipje op foto naast deze gigantische bomen.
Salento was een heerlijk stadje om onszelf even terug te trekken, maar het is tijd om weer verder te gaan. Op naar Medellin!
Comentarios