top of page

Van zeeniveau naar de hoogste stad ter wereld

  • Foto van schrijver: Larissa en Dennis
    Larissa en Dennis
  • 7 jul 2018
  • 10 minuten om te lezen

ree

We zijn aangekomen in de droogste woestijn ter wereld! De Atacama woestijn in het noorden van Chili, de poort naar Bolivia. Vanaf Santiago vlogen we naar San Pedro de Atacama, een klein toeristisch dorpje middenin de woestijn. De vlucht hiernaartoe was echt te gek, we vlogen namelijk recht over de Andes heen, waar het landschap veranderde van de met sneeuw bedekte bergtoppen in een lang uitgestrekte droge woestijn.


Een van de bekendste delen van de Atacama woestijn is ‘Valle de la Luna’, de maanvallei. Hier kon je prachtige rotsformaties vinden, waarin je heel duidelijk de verschillende lagen van de tijdperken zag, verschillende soort gesteente, waaronder zout dat je zo op je eten kan doen, en een prachtige zonsondergang. De Atacama woestijn wordt beschouwd als de droogste woestijn ter wereld, omdat er minder dan één millimeter regen per jaar valt. Dit komt vooral omdat alle regen blijft hangen boven de Andes en dus nooit de woestijn haalt.



In San Pedro de Atacama hadden we ook met Astrid en Jeffrey afgesproken, zodat we nog een klein stukje met z’n vieren konden reizen, hoe gezellig! Gelijk boekten we een tour naar de zoutvlakte in Bolivia, Salar de Uyuni. Dit is de grootste zoutvlakte ter wereld, met een oppervlakte van 10.582 m2 en is op sommige plekken wel 8 meter diep! Hoeveel zout wil je hebben?! ’s Ochtends vroeg werden we opgehaald door de transfer die ons naar de grens van Bolivia bracht. Toen we de bus uitstapte om een uitstempel te krijgen schrok ik wel even, na 10 stappen was ik helemaal buiten adem en licht in mijn hoofd, wat is dit? Zo gek was het helemaal niet, aangezien de grens op 4600 meter hoogte ligt, even een hoogte verschilletje, want San Pedro de Atacama ligt maar op 2400 meter. Op een hoogte boven de 3000 meter voel je echt verschil. Er is hangt minder zuurstof in de lucht, en dat is ook gelijk te merken, echt bizar wat dat met je lichaam doet. Je bent snel buiten adem, krijgt vaak hoofdpijn, je hart klopt als een gek en vaak ben je ook wat licht in je hoofd. Even omschakelen weer! De grensovergang was gelukkig wel heel erg makkelijk, stempel halen en gaan, bagage checken vinden ze hier overbodig. Vinden wij niet erg hoor!


Eenmaal de grens over stond onze jeep al klaar. Tassen bovenop, ontbijtje erin en gaan met die banaan, lekker crossen over de onverharde wegen. Onze eerste stop was bij Laguna Blanca en Laguna Verde. Twee grote meren in de middle of nowhere. En de namen zeggen het al, het was een wit en een groen meer. Onze tweede stop was bij Laguna Colorada, een rood meer. Echt heel bijzonder was dat, vooral omdat het vol stond met flamingo’s. Je kon zelfs redelijk dichtbij komen om echt goede foto’s te maken. We hebben hier een lekker stukje om het meer heen gelopen, terwijl Dennis achter de lama’s aan rende om een coole foto te maken. En ik moet zeggen, hij was erin geslaagd hoor! Tijdens het backpacken moet je soms je ‘personal space’ opgeven, zo ook was hier het geval. Stel je voor, je moet super nodig naar de wc, maar er is een wc, zelfs geen hutje, bosje of wat dan ook en je staat midden op een open vlakte, en nu? Astrid en ik hadden het geniale plan om gehurkt ver weg van de mensen ‘’foto’s te maken’’. Je snapt het wel. Gelukkig was daar Jeffrey die precies op dat moment een mooie panorama moest maken. Bedankt hé! (Deze foto houd ik maar even voor mijzelf...)



Onze derde stop was bij natuurlijke warmte bronnen. Nou waren we al naar die in Pucon geweest, maar dit was wel even heerlijk, aangezien het buiten een graad of twee was. Hier konden we ook heerlijk lunchen voordat we naar het hoogste punt van de tour gingen, en ik bedoel echt hoog. De volgende stop was namelijk op 4900 meter, en geloof me dat is hoog, echt heel hoog. Niet zo zeer dat je langs een afgrond staat en duizenden meters naar beneden kijkt, maar meer in de zin van zuurstof te kort. Je moest echt uitkijken dat je niet te snel liep op geen rare bewegingen maakte, anders viel je zo van je stokkie. Midden in de middle of nowehere (haha dat klinkt leuk ‘midden in de middle’) waren er een hele hoop geisers, waar onwijs veel stoom en hete lucht uit kwam door het kokende water. Een prachtige omgeving om doorheen te lopen, maar het stonk wel echt verschrikkelijk. Na deze stop gingen we naar het hostel, gelukkig daalden we een stuk af, naar 4000 meter, wat al een heel stuk scheelt. Hier kregen we avond eten en daarna waren we gelijk ons bed in gedoken, omdat het echt heel koud was en ze helaas geen verwarming hadden. In de meeste huizen in Bolvia hebben ze geen verwarming, omdat het eigenlijk altijd warm is, zeker in de zomer, in de winter moet je het gewoon doen met slaapzakken en dikke dekens. Je zou denken dat we allemaal zo in slaap zouden vallen en heerlijk zouden slapen na zo’n intensieve dag, maar niets was minder waar. Kapot dat waren we wel, maar van slapen was niet veel gekomen. Toen ik in bed lag begon ik eigenlijk pas echt de hoogte te voelen. Een onwijs snelle hartslag, alsof je een marathon aan het lopen was en een super droge mond en keel. Zo weinig zuurstof dat je gewoon eigenlijk niet lekker kon ademen en als je dan eenmaal in slaap viel je wakker schrok, omdat je bijna geen lucht meer kreeg. Dit had ik even niet zien aankomen, heel apart wat hoogte met je lichaam doet. Toen we in de ochtend uit bed gingen bleek ook dat we allemaal dezelfde ervaring hadden gehad, en dat we allemaal bijna niet geslapen hadden, terwijl we allemaal dachten dat de rest wel een goede nacht had gehad. Dat was wel even een opluchting, ik ben niet de enige!



Na het ontbijt stapten we weer in de jeep, wachtend op onze gids. Wat bleek, in de afgelopen nacht had iemand 1200 dollar uit de auto gestolen, shi*t! Al het geld van onze gidsen was gejat. Ik moet zeggen, het verbaasde me niets toen we het hele verhaal hoorden, want de gids had de deur van de jeep niet op slot gedaan, want dat doen ze nooit. Hoe dom ben je? Dan moet het ooit een keer gejat worden. Gelukkig gingen we wel verder op pad, met een iets wat chagrijnige gids (ik kon het hem niet kwalijk nemen). De volgende stop waren de waanzinnige rotsformaties. Het leek serieus net een onderwaterwereld waar we waren, zo waren de rotsen gevormd. Astrid en ik gingen lekker op een uitkijk punt zitten, terwijl Dennis en Jeffrey het aandurfde om de hoogste rots te beklimmen en aan de rand van de afgrond te gaan staan, beetje gevaarlijk was het wel, maar hé het blijven jongens ;). Op de route naar onze volgende stop, kwamen we een groep lama’s tegen, die we natuurlijk even op de foto wilden hebben. Ik denk dat het er een stuk of 200 waren, waar we gewoon tussen konden lopen, hoe leuk!



Voordat we naar het hotel gingen, maakten we nog een stop. In de middle of nowhere (ja we hebben echt drie dagen door de middle of nowhere gereden) stond een klein pubje met speciaal bier, huisgemaakt. En het was niet zomaar bier, dit was bier met cactus of peper en zelfs voor al onze fitgirls onder ons, quinoa bier! Ik vraag me af wat de voedingswaarden hiervan zijn en of het echt gezond is, maar het was in ieder geval wel echt heel lekker! Na een korte stop reden we door naar de rand van Salar de Uyuni, waar we die avond zouden slapen. Toen we aankwamen zagen we al snel dat dit geen gewoon hotel was, maar een hotel (bijna) helemaal gemaakt van zout. Hoe gaaf! Voor ik het wist hing Dennis met zijn tong aan de muur om te kijken of het wel echt zout was… Voor zover hij kon proeven was het inderdaad echt zout. Toch wel fijn om iemand bij je te hebben die je kan vertellen dat je in een echt zouthotel slaapt.



Na weer een vrij slapeloze nacht, stonden we al om half 6 klaar om te vertrekken. Dit keer was er gelukkig niets uit de auto gestolen, ondanks ze hem nog steeds niet op slot doen. Echt heel apart, maar goed, niet ons probleem. We reden recht over de zoutvlakte heen, in het donker. Ik had echt geen idee waar ik mij bevond, het enige wat je zag waren wat andere auto’s die in dezelfde richting reden. In het midden van de zoutvlakte zagen we opeens een berg met onwijs veel, maar ook onwijs grote cactussen. Vanaf hier zouden we perfect zicht hebben op de zonsopgang, en daar was geen woord van gelogen. Het was koud, dat wel, heel erg koud zelfs, maar de zonsopgang was prachtig! Na ik denk meer dan 100 foto’s gemaakt te hebben (oeps), reden we met de jeep door naar een plek waar we perspectief foto’s konden maken. Zo worden we aangevallen door een dinosaurus, eet Dennis mij op en draagt Jeffrey op één hand de jeep! Na deze ronde foto’s reden we door naar onze laatste stop van de tour, de trein bergravenplaats. Dit gebied staat vol met oude verroeste treinen, die vroeger werden gebuikt om zout en zilver te transporteren door Bolivia heen, aangezien hier geen rivieren of zee zijn om spullen mee te vervoeren. Dit was bijna een speeltuin te noemen, aangezien je overal in en op mocht klimmen. Dat zou in Nederland natuurlijk nooit mogen, dus daar hebben we allemaal gebruik van gemaakt. Bovenop een trein klimmen, in de wagonnen rennen enzo. Je voelt je zo weer even kind.



Onze eerste drie dagen in het nu al prachtige Bolivia zitten erop en ik ben zo benieuwd wat de rest van dit land te bieden heeft. Daarom pakten we al gauw de bus naar Potosí, de zilverstad van Zuid-Amerika. In Potosí vind je namelijk de grootste zilvermijn ter wereld. Op het eerste gezicht verbaasde mij hoe deze stad eruit zag. Wij kwamen van het uitgestorven Uyuni, wat bijna alleen maar bestond uit zelfgebouwde huisjes, zandwegen en veel gesloten winkels. Potosí was daarentegen totaal het tegenovergestelde van Uyuni, onwijs gezellig, veel markthalletjes, winkels, een groot centraal plein, en vooral veel levendigheid. Bij ons hostel boekte we een tour naar de mijnen en ’s ochtends vroeg werden we hiervoor al opgehaald. Voor we het wisten werden we helemaal omgetoverd tot echte mijnwerkers; broek, shirt, laarzen, helm, licht, alles erop en eraan. We stapte in de bus naar de mijners markt, de naam zegt het al, hier koop je alles wat nodig is voor het werken in de mijn. Het bijzondere aan deze markt is dat je hier, als enige plek ter wereld, op de straat dynamiet kan kopen, hoe bizar is dat! Onze gids, een man die zelf ook vijf jaar in de mijn had gewerkt, haalde wat spullen van de markt. Onder andere coca bladeren, alcohol en dynamiet, waarvan hij piekfijn ging uitleggen waarvoor het gebruikt wordt. Coca bladeren worden vooral gebruikt om ervoor te zorgen dat je lange dagen in de mijn kan werken, aangezien het een opwekkend effect geeft. Maar het wordt vooral gebruikt om hoogteziekte tegen te gaan, want de stad Potosí ligt namelijk op 4090 meter hoogte, het is dan ook de hoogste stad ter wereld! Onze gids beschreef drie soorten mensen die op coca bladeren kauwen; een die ze blaadje voor blaadje in zijn mond doet; een die er een paar per keer in zijn mond doet; en een die op handen vol zat te kauwen, ook wel de lama genoemd. De alcohol die hij had meegenomen was ook niet zomaar alcohol, maar alcohol met een sterkte van 96%, niet normaal toch!? Deze alcohol gebruiken ze vaak voor offeringen. Als je er zelf van wilt drinken, moet je eerst een beetje schenken aan moeder aarde, door een deel op de grond te gooien, daarna mag je er zelf een slok van nemen. Al weet ik niet zo zeker of je dat wel wilt… Ook had onze gids dynamiet meegenomen en toen hij het vast pakte, viel het ‘’per ongeluk’’ op de grond, grapjas. De dynamiet wordt gebruikt om delen van de mijn op te blazen, zodat ze nieuwe delen van de mijn kunnen verkennen. We mochten zelfs de dynamiet vast houden en Dennis wist niet hoe snel hij de staaf in z'n mond moest doen; ‘’Kijk Laris, ik heb dynamiet in mijn mond hahahah!’’. Voordat we naar de mijn gingen, kochten we nog een cadeautje voor de mijnwerkers, en gingen we die kant op.



Voordat we de mijn in gingen, liet onze gids nog zien hoe het zilver, maar nu vooral ook tin wordt omgezet tot bijna pure zilver en tin. In de mijn komt bijna geen zilver meer voor, omdat bijna alles al gedolven is, daarom focussen zich nu vooral op tin, wat wel nog genoeg te vinden is. De ingang van de mijn is een kleine opening midden in de berg. Achter elkaar, met onze hoofdlampen op gingen we het gat door de mijn in. Het eerste wat mij opviel was hoe benauwd het was, nou weet ik niet of dat kwam omdat we ook een mondkapje op hadden, maar ik weet zeker dat het niet gezond voor je is. We liepen in kleine delen door de mijn heen. Onderweg vertelde onze gids wat waar gebeurd en wat voor werk de mijnwerkers precies doen. Soms kwamen we ook mijnwerkers tegen die op dat moment aan het werk waren. Echt bizar om te bedenken dat deze mijn nog steeds in gebruik is, en dat ze onder zulke slechte omstandigheden moeten werken. Wat mij ook het meeste bij bleef van deze tour is dat de mensen die hier werken het geheel uit vrije wil doen, vaak omdat ze het een mooi beroep vinden, maar ondertussen weten ze ook dat door alle chemicaliën in de mijn, ze niet ouder worden dan een jaar of 45. Dit vond ik echt heel indrukwekkend, maar vooral ook erg confronterend.



In de mijn vind je verschillende standbeelden, een was in de vorm van een duivel met een mega, echt mega piemel. Beetje apart vind je niet? De mijnwerkers doen offeringen aan de duivel die ze ‘’El Tio’’ noemen, omdat zij zelf spullen uit de mijn halen. Zo gooien ze coca bladeren en alcohol over zijn piemel heen en steken ze sigaretten in zijn mond. Ze doen dit ook vooral omdat ze geloven dat El Tio hun beschermt in de mijn. Toen onze gids zijn offeringen bij El Tio had gedaan, deden we allemaal onze hoofdlampen uit. Dit was best even apart, want het was echt super donker, pik zwart, geen lichtstraaltje te zien. Je kon je hand voor je ogen houden, maar zelfs toen zag je niets, geen beweging, helemaal niets.

Na de tour vroeg ik aan onze gids (misschien een beetje brutaal) hoe oud hij was. Wij waren heel benieuwd, aangezien hij een grote boggel en bijna geen tanden meer heeft, en hij er gewoon uit ziet als een oude man van ongeveer 70. Toen hij vertelde dat hij 35 was, schrokken we wel even. Moet je nagaan, hij heeft maar vijf jaar in de mijn gewerkt (wat helemaal niet lang is, de meeste mijnwerkers werken er zo’n 15-20 jaar) en ziet er op zijn 35ste uit als een man van 70. Ik ben benieuwd hoe ik eruit zie als ik 35 ben…



Nu we inmiddels een week in Bolivia zijn, zijn we al redelijk gewend aan de hoogte. Slapen gaat gelukkig prima en de hoofdpijn is ook weg. Het enige waar we nog last van hebben is dat we niet te snel een trap op kunnen, of een stuk kunnen rennen, want dan ben je gelijk helemaal kapot. Ooit moet het een keer gaan wennen, hoop ik! Potosí zit erop, wat betekend dat we naar de volgende stad gaan, Sucre, de hoofdstad van Bolivia. Hierover later meer!


Comments


Over Ons
  • White Instagram Icon
  • White RSS Icon

Instagram

2 op reis opdrachten

© 2023 by Going Places. Proudly created with Wix.com

  • White RSS Icon
Wil je weten wanneer er een nieuwe blog verschijnt? Laat dan even je email adres achter!

Wij zijn Dennis en Larissa, op reis door het prachtige Zuid-Amerika. In maart 2018 vertrokken wij met onze backpack naar Brazilië, om 10 maanden lang te kunnen genieten van dit prachtige continent. Benieuwd naar onze ervaringen? Je leest er alles over op onze blog! 

 

Read More

 

bottom of page